• Buro Jansen & Janssen is een onderzoeksburo dat politie, justitie, inlichtingendiensten, de overheid in Nederland en Europa kritisch volgt. Een grond-rechten kollektief dat al 30 jaar publiceert over uitbreiding van repressieve wetgeving, publiek-private samenwerking, bevoegdheden, overheids-optreden en andere staatsaangelegenheden.
    Buro Jansen & Janssen Postbus 10591, 1001EN Amsterdam, 020-6123202, 06-34339533, signal +31684065516, info@burojansen.nl (pgp)
    Steun Buro Jansen & Janssen. Word donateur, NL43 ASNB 0856 9868 52 of NL56 INGB 0000 6039 04 ten name van Stichting Res Publica, Postbus 11556, 1001 GN Amsterdam.

  • bezwaar informatieverzoek alle CBA’s CriminaliteitsBeeld Analyses (of vergelijkbare namen) van 2008 tot en met 2012

    Amsterdam, 18 maart 2014

    Aan KLPD
    Postbus 100
    3970 AC Driebergen

    Onderwerp: bezwaar informatieverzoek alle CBA’s CriminaliteitsBeeld Analyses (of vergelijkbare namen) van 2008 tot en met 2012

    Kenmerk: wobverzoek oktober 20130511025

    Afzender:
    Postbus 10591
    1001 EN Amsterdam

    Geachte Mevr./Dhr.,

    Met een beroep op de Wet Openbaarheid van Bestuur, WIV, BUPO, EVRM en andere burger- en mensenrechtelijke wetten en verdragen richtte ik mij tot u met een verzoek om informatie.

    Het betrof alle CBA’s CriminaliteitsBeeld Analyses (of vergelijkbare namen) van 2008 tot en met 2012.

    Conform de Wet Openbaarheid van Bestuur verwacht ik binnen wettelijke termijnen antwoord op mijn verzoek.

    U weet dat er met mij over termijnen en afwikkeling overlegd kan worden. Ik weet dat diverse CBA’s openbaar zijn gemaakt, een helder overzicht is er niet. Daarnaast werken veel links op de website www.politie.nl niet meer. Pas na een overzicht zal ik per CBA besluiten op een verzoek tot openbaarmaking van de achterliggende stukken zoals u van mij gewend bent. Mogelijk dat ik ook de CBA’s van jaren voor 2008 ga opvragen

    Op 26 juni 2013 schrijft u mij dat ik niet precies op de hoogte ben welke CBA’s al openbaar zijn. U geeft mij een link naar een pagina op politie.nl.

    Op deze pagina zijn de volgende CBA’s openbaar gemaakt:

    (2008) Actualisering van dreigingen uit 2004
    (2008) Criminaliteit bij bodemsaneringen
    (2008) Criminaliteit bij internationale afvalstromen
    (2008) De Staatsruif en de Fata Morgana
    (2008) Georganiseerde bovenregionale vermogenscriminaliteit
    (2008) Het groene goud
    (2008) Nationaal dreigingsbeeld 2008
    (2008) National threat assessment 2008
    (2008) Witwassen

    (2010) Landelijk verdachtenbeeld 2009
    (2010) Netwerken op de stromen

    (2011) Criminaliteitsbeeldanalyse Sint Maarten
    (2011) Tussen wal en schip
    (2011) Woningovervallen ontmaskerd
    (2011-2012) Top 200: salarisgegevens politietop

    (2012) Criminaliteitsbeeldanalyse Ladingdiefstal
    (2012) Gewelddadige vermogenscriminaliteit: Overvallen en straatroof in 2010-2011
    (2012) Nationaal Dreigingsbeeld 2012

    (2013) Dossier Misdaadcijfers 2012

    IK zal in eerste instantie nog niet vragen naar de achterliggende stukken van de diverse CBA’s

    Wat opvalt is dat in 2008 er negen CBA’s zijn geproduceerd, maar in de daaropvolgende jaren geen (2009), twee (2010), drie (2011) en drie in 2012.

    Wat ook opvalt is dat bijvoorbeeld er geen gegevens zijn vermeld van 2007 op de pagina, hoewel ik weet dat er wel degelijk CBA’s zijn geproduceerd in dat jaar of in de jaren die daaraan vooraf gaan. U kunt natuurlijk zeggen dat de bezuinigingen hebben toegeslagen, maar de politie is er in vergelijking met de rest van Nederland erg goed vanaf gekomen dus dat zal het niet zijn. Ik ga er dus vanuit dat er allerlei andere CBA’s zijn die niet in deze lijst op de website zijn vermeld. Graag ontvang in een index van titels waarover in de door mij aangegeven periode CBA’s zijn geproduceerd.

    Ik ga er vanuit dat over diverse onderwerpen er CBA’s zijn gemaakt, U kunt denken aan internet, drugs, maar ook aan internationale zaken ten aanzien van relatie met het buitenland. Ik hoor graag van u of dit de volledige lijst is en zo niet welke CBA’s dan niet openbaar zijn en wat daarvan de reden is. Vervolgens kan ik dan op basis van die lijst de achterliggende stukken gaan opvragen.

    Ik wil u wijzen op het feit dat ik niet erg veel vertrouwen heb in de transparantie van de overheid. Bij een eerder verzoek had u aangegeven dat u geen documenten heeft, terwijl ik later ontdekte dat u wel degelijk stukken in uw bezit heeft. Ik heb nog steeds geen bericht op dat hernieuwde verzoek ontvangen. Een beschaafde overheid laat vooral zien wat er met de belastingcenten van haar burgers gebeurd.

    Met stijgende verbijstering volg ik de wijze waarop u aan openbaarheid doet. Ik vraag u in juni 2013 om de CBA’s 2008 tot en met 2013. Vervolgens moet ik het verduidelijken en daarna kom u met een besluit van 10 februari 2014 waarin u niets zegt over het wel of niet openbaar maken van de CBA die niet openbaar is. Chapeau daar doet u ruim een half jaar over. Ik ga dus een verzoek doen over dit verzoek want wil wel eens weten waar en met wie dit allemaal besproken is. Vind het echt bij de beesten af. Goed U zegt dat CBA georganiseerde Hennepteel 2009 openbaar is, ik kan het nergens vinden dus ga er vanuit dat het niet openbaar is. U geeft geen redenen waarom CBA Internationale misdrijven 2009 niet openbaar is, dus ga ik er vanuit dat het gewoon openbaar is. Ik zie geen enkel CBA uit 2008 dus ik moet constateren dat uw opsomming te beperkt en niet volledig is. Ten slotte heeft u het alleen gericht op CBA’s maar u geeft niet aan wat CBA’s zijn en ik moet constateren dat u bepaalde stukken niet meegenomen heeft die wel degelijk onder de titel CBA’s vallen. Zo is er een rapport over Midden- en Oost-Europese inbrekers op pad dat zeker onder de kop CBA zou kunnen vallen. Ik ga er dus vanuit dat u de lijst verder gaat aanvullen.

    Ik wil u wijzen op de Nederlandse code voor goed openbaar bestuur uit juni 2009 van het ministerie van Binnenlandse Zaken. Er worden zeven beginselen aangegeven. Ik stip er twee aan. Openheid en integriteit: Het bestuur is open en integer en maakt duidelijk wat het daaronder verstaat. Het bestuur geeft in zijn
    gedrag het goede voorbeeld, zowel binnen de organisatie als daarbuiten. En verantwoording: Het bestuur is bereid zich regelmatig en ruimhartig jegens de omgeving te verantwoorden.

    Goed openbaar bestuur en transparantie gaan hand in hand, want ambtenaren, ministeries, bestuursorganen en andere verantwoordelijken kunnen niet omgaan met de verantwoordelijkheid die zij van burgers hebben gekregen.
    Daartoe enkele voorbeelden:
    a. Ambtenaren lijken Kamerleden niet capabel te vinden,
    b. ambtenaren houden informatie voor ministers en daarmee voor het Nederlandse publiek achter en
    c. Ambtenaren vormen een eigen macht.
    d. Ambtelijke politiek

    Ad a a. Ambtenaren lijken Kamerleden niet capabel te vinden, ambtelijk achterhouden

    Het dagblad Trouw kopte in 2006 met
    ‘Tien procent ambtenaren houdt informatie achter’. Tien procent lijkt weinig, maar van de ambtenaren vindt 81 procent dat Kamerleden zich te veel focussen op onbenullige details. Die laatste 81 procent is nogal opmerkelijk om enkele redenen. Ten eerste zijn parlementariërs democratisch gekozen. Je kunt wel denken ik heb lak aan de democratie, maar dan moet je geen ambtenaar worden. Ten tweede wat maakt het uit dat zij alleen aandacht hebben voor details. Wat is een detail. Tot slot toont het een grote arrogantie van de ambtenarij aan. Zij lijken te denken wij weten het allemaal, maar is dat zo. En als dat zo is, waarom zijn zij dan niet accountable aan de regels van transparantie en integriteit. Als de ambtenarij niets te verbergen heeft dan kunnen interne nota’s zonder probleem openbaar worden gemaakt, ik wil ze anoniem hebben dus wat is het probleem?

    Ik voeg het artikel toe zodat u het rustig kunt nalezen:
    (Novum) – Ruim elf procent van de ambtenaren houdt informatie achter voor ministers of staatssecretarissen of weet van collega’s die dat doen. Dat blijkt uit een onderzoek van het tijdschrift Intermediair. Vijfenveertig procent denkt dat met het achterhouden van informatie het ministeriële beleid kan worden beïnvloed. Volgens de 750 ondervraagde rijksambtenaren is dit dé methode om ministers aan te sturen.
    Door informatie achter te houden, zouden ministers ervan worden weerhouden ‘de waan van de dag te volgen’. De ondervraagden geven aan ministers en staatssecretarissen te informeren op basis van het ‘need to know-principe’. Alleen die gegevens worden doorgegeven waarvan de betrokken ambtenaar denkt, dat ze nodig zijn voor het te vormen beleid.
    Minister van Binnenlandse Zaken Johan Remkes (VVD) noemt het achterhouden van informatie in een reactie op het onderzoek ‘onacceptabel’. Hij geeft aan bezig te zijn met de ontwikkeling van een systeem dat het achterhouden van gegevens moet registreren.
    Uit de enquête blijkt verder dat Tweede-Kamerleden volgens ambtenaren over onvoldoende kennis beschikken. De parlementariërs zouden te vaak wetgeving aannemen die ondeugdelijk is. Fractievoorzitter van de ChristenUnie André Rouvoet is het met die stelling eens. Hij vindt dat Kamerleden te veel bezig zijn met ‘zichtbaar zijn als volksvertegenwoordiger’ en te weinig aandacht besteden aan hun wetgevende taak. Van de ambtenaren vindt 81 procent dat Kamerleden zich te veel focussen op onbenullige details.

    Ad b. Als ambtenaren zoveel minachting hebben voor parlementariërs hoe zit het dan met de ministers of verantwoordelijken, welnu het is nog erger dan gedacht. Ambtenaren houden zelfs stukken voor Kamer en minister achter de hand. Gaat het hier om details, nee om vitale belangrijke zaken. Ambtenaren liegen dus niet alleen tegen Kamerleden ook tegen ministers en bij een enquête want er worden zelfs rapporten achtergehouden die van belang zijn voor de veiligheid van de burger.
    Ik voeg het artikel van januari 2013 uit het Financieel Dagblad toe. Ja u leest het goed dit jaar.

    Ambtenaren van het ministerie van Infrastructuur en Milieu hebben een verontrustend rapport over het onderhoud van het spoor niet naar de Tweede Kamer gestuurd, terwijl minister Melanie Schultz van Haegen daar wel opdracht toe had gegeven. Staatssecretaris Wilma Mansveld werd bij haar aantreden niet de hoogte gesteld van dit rapport.

    Deze gang van zaken heeft donderdag tot grote beroering geleid in de Tweede Kamer. Na een debat aanvaardde de hele Kamer donderdagavond de excuses van Mansveld voor wat er mis is gegaan in de ambtelijke organisatie.
    Mansveld (PvdA) legde donderdag in de Kamer verantwoording af over het achterhouden van een rapport van de Inspectie Leefomgeving en Transport, waarvan zij naar eigen zeggen zelf pas anderhalve week geleden voor het eerst hoorde. Mansveld is nu verantwoordelijk voor het spoor. Halverwege het debat werd ook Schultz (VVD) naar de Kamer geroepen.

    Politiek verantwoordelijk

    De PvdA-staatssecretaris heeft de Kamer haar excuses aangeboden omdat zij die niet tijdig, juist en volledig heeft geïnformeerd, ook al lag de oorzaak daarvan volgens haar bij het optreden van haar ambtenaren. ‘Ik ben politiek verantwoordelijk’, herhaalde de bewindsvrouw enkele malen. Informatie achterhouden voor de Kamer geldt als een politieke hoofdzonde.
    De oppositie toonde zich verontwaardigd over de gang van zaken op het ministerie. CDA-Kamerlid Sander de Rouwe sprak van een falende ambtelijke organisatie. SP-Kamerlid kwalificeerde de gang van zaken als een ‘puinhoop’. VVD-woordvoerder Betty de Boer noemde de gang van zaken op het ministerie ‘onverkwikkelijk’. De excuses van beide bewindslieden werden door oppositie- en regeringspartijen aanvaard. De oppositie waarschuwde wel: dit is eens maar nooit weer. D66-Kamerlid Stientje van Veldhoven had het over een gele kaart.

    Ondersteboven gekeerd

    In eerste instantie stoorde de oppositie zich aan een brief van Mansveld aan de Kamer, waarin zij uitlegt waarom zij het rapport niet eerder naar de Kamer heeft gestuurd — dat gebeurde woensdag pas na publicatie in de Volkskrant. In die brief schrijft zij: ‘voor uw informatiepositie was het wellicht beter geweest dit wel te doen’. Een motie van wantrouwen hing op dat moment in de lucht.
    Mansveld bood in het debat ruimhartig haar excuses aan. Ze verklaarde haar verandering in houding in de Kamer door te wijzen op de reconstructie van de gebeurtenissen die woensdag op donderdag bij I&M heeft plaatsgevonden. ‘We hebben gisteren en vandaag alles gecheckt’, aldus de staatssecretaris. ‘Het ministerie is ondersteboven gekeerd en dit is boven water gekomen.’

    Feitenrelaas
    Volgens het feitenrelaas gaf Schultz op 6 september opdracht het rapport over de nieuwe aanbestedingmethode van railnetbeheerder ProRail naar de Kamer te sturen. Uit deze zogeheten ‘quick scan’ komt naar voren dat de wijze van aanbesteden van klein onderhoud kan leiden tot vertraging van treinen en mogelijk de veiligheid in gevaar brengt.
    Op ambtelijk niveau ontstond vervolgens discussie of het rapport, samen met drie andere rapporten, naar de Kamer moest worden gestuurd. De rapporten belandden in een la. De staatssecretaris werd er niet over geïnformeerd toen zij aantrad. Ook niet toen zij in december in de Kamer stond voor een debat over veiligheidsrisico’s als gevolg van de aanbesteding van het onderhoud.

    Onacceptabel
    ‘Onacceptabel’ noemde Mansveld dit. Zij zei maatregelen te hebben genomen zodat dit niet nog eens kan gebeuren. Mogelijk volgen er disciplinaire stappen tegen de verantwoordelijke ambtenaren, aldus de staatssecretaris.
    De Tweede Kamer heeft donderdag tijdens de plenaire vergadering grote moeite de opeenvolgende gebeurtenissen rond het achtergehouden rapport over het spooronderhoud helder te krijgen. Op basis daarvan moet de Kamer beoordelen of de bewindslieden op I&M ook iets te verwijten valt of dat alleen ambtenaren blaam treft voor het feit dat het bewuste rapport de Kamer lang is onthouden.

    Ad b. ambtenaren houden informatie voor ministers en daarmee voor het Nederlandse publiek achter
    Ambtelijke invloed

    Laat ik u wijzen op een heel ander document, een document dat ook nog aantoont dat niet alleen ambtenaren, maar ook bestuurders stukken achterhouden die voor democratische besluitvorming essentieel is.
    “Het Memorandum DJZ/IR/2003/158 dat het NRC Handelsblad op 17 januari 2009 publiceerde heeft transparantie en openbaarheid in een geheel ander daglicht geplaatst. Het memo is niet openbaar geworden middels de Wob. Dit geeft te denken aangezien de Wob toch wel degelijk het instrument is om de democratische besluitvorming te controleren.

    Artikel uit NRC over Peter van Lieshout die zegt:
    ‘Ambtelijke invloed wordt onderschat’, zei hij. In de binnenwereld zien ambtenaren ‘bewindslieden als hun prijsvechters’

    NRC Handelsblad

    1 februari 2014 zaterdag

    Ooit weggepolitiseerd, nu stille kracht achter de nieuwe agenda;
    Haagse Invloeden

    De inhoud – laten we het daar eens over hebben. Naar een lerende economie, typisch Haagse titel, heette de studie die de Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid (WRR) eind vorig jaar publiceerde. Er ging een schitterend rapport over de nationale economie achter schuil, vol klein ongemak en Hollands zelfbedrog, met een omineus onderliggend thema: kan Nederland genoeg blijven verdienen?
    Wie goed luistert naar mensen als Rutte en Samsom weet dat de somberte tot in de hoogste regeringskringen is doorgedrongen: met enige regelmaat zeggen zij dat de groeicijfers van voor de kredietcrisis nooit meer terugkeren. De arbeidsmarkt groeit nog amper, de bevolking vergrijst, de gasbaten dalen. Oude recepten – lagere uitkeringen, kleinere overheid, etc. — zijn volgens economen uitgewerkt. Sappellandje als voorland.
    De WRR documenteerde, na raadpleging van 200 deskundigen, hoe deze slapte is te doorbreken. Een veelzijdig stuk met een boodschap van hoop: het kán anders. Trefwoorden: meer en beter (levenslang) onderwijs, beloning voor vernieuwers, afscheid van het poldermodel.
    Het rapport kreeg de bekende ontvangst. Artikeltjes in de kranten, paar minuten Journaal, hoofdartikelen, weerwerk van columnisten – het hele repertoire. Nog vorig weekeinde noemde Het Financieele Dagblad het een bouwsteen voor noodzakelijke vernieuwing.
    Maar zoals dat gaat: voor de meeste media is de studie alweer vergeten. Morgen een andere studie, daarna de nieuwe staatssecretaris van Financiën. En de Kamer, met haar overbelaste agenda, komt pas volgende week toe aan bespreking – op aandringen van Pechtold (D66) als fractievoorzittersdebat.
    Vandaar dat ik Peter van Lieshout (55) opzocht, het WRR-lid achter de studie. Een man die zijn betogen begeleidde met vingertikjes op het tafelblad. Een man ook met een ongebruikelijk gevarieerde loopbaan: psycholoog en filosoof van beroep; parttime hoogleraar in Utrecht (sinds 1992); oud-omroepbestuurder (o.a. Vpro-voorzitter); oud-topambtenaar; oud-televisiemaker (bij Veronica en later als adviseur van zijn vriend Ischa Meijer); sinds 2003 beleidsomnivoor bij de WRR.
    Ik zei, terwijl hij morste bij het inschenken van koffie: mensen die de academische wereld, de omroep én Den Haag van binnenuit kennen zijn nogal zeldzaam. ,,Maar ik geloof niet dat je dit van jezelf moet zeggen, hè?”, zei hij.
    Zijn Haagse loopbaan begon toen minister Els Borst (D66) hem, gezaghebbend onderzoeker, wegplukte van een zorginstituut. Werken als directeur-generaal Volksgezondheid was ,,fantastisch”.
    Hij zag hoe de minister zijn gezag in de binnenwereld gebruikte voor het jaarlijkse gevecht met Financiën over het zorgbudget. Hij leerde wanneer je werkelijk invloed hebt: als je de kunst verstaat over een kabinetsperiode heen te kijken.
    Hij maakte het mee bij de privatisering van de ziektekostenverzekering. Die kon Hans Hoogervorst later, in Balkenende II, alleen doorvoeren omdat Borst en hij in Paars II al het verschil tussen ziekenfonds en particuliere verzekering begonnen af te schaffen. Ook treffend, beaamde hij, waren de bezuinigingsideeën die ambtenaren in 2009 uitwerkten: wie de beleidsagenda van Rutte I en II bekijkt, constateert dat die bijna integraal daarvan afkomstig is.
    ,,Ambtelijke invloed wordt onderschat”, zei hij. In de binnenwereld zien ambtenaren ,,bewindslieden als hun prijsvechters”.
    Tegelijk ervoer hij dat topambtenaren (en WRR-leden) hun politieke ideeën beter kunnen verhullen. Zeker als je, zoals hij, een linksig imago hebt. Anders geef je mensen de kans jouw feiten en adviezen af te doen als ideologie. ,,Daarom draag ik ook kostuum en das”, zei hij. ,,Uitstekende camouflage.”
    Eduard Bomhoff, de econoom en oud-NRC-columnist, maakte hem in 2002 alsnog verdacht. De minister van Volksgezondheid uit de LPF identificeerde hem als symbool van de elite. Dus diende hij, zoals dit in de LPF ook wel heette, weggejorist te worden. ,,Een maand eerder”, vertelde hij, ,,had ik nog een bonus van 10 procent gekregen.” En nu, leerzaam was dit, plooide het systeem zich ogenblikkelijk.
    Wat Bomhoff motiveerde is hem nooit gebleken. ,,Ik kende hem niet.” Het enige gesprek dat hij met de man voerde waren de zeven minuten waarin hij hem ontsloeg. ,,Het voordeel”, zei hij, ,,was dat iedereen wist hoe absurdistisch dit was.”
    Hij nam revanche bij de WRR, waar hij bij voorbeeld met een kritisch stuk (2010) over de effectiviteit van ontwikkelingssamenwerking illustreerde dat bij hem feiten boven politiek gaan. Korte tijd later besloot Rutte I het mes in de uitgaven te zetten. ,,Vermoedelijk mijn invloedrijkste rapport”, zei hij.
    Hij is mediawijs genoeg om te weten dat diepgaande studies, zoals Naar een lerende economie, niet geschikt zijn voor de talkshows. ,,Bij Pauw & Witteman heb je het gevaar dat ze het terugbrengen tot: dus het kabinet faalt?”
    En voor de omwentelingen die hij nastreeft is juist de kunst dat ze niet gepolitiseerd worden. Vandaar dat hij de laatste maanden sprak met alle grote partijen, veel fractievoorzitters en enkele kabinetsleden.
    Bij uitstek een coalitie van VVD en PvdA heeft kans, zei hij, om het nationale programma te entameren dat nodig is. Naar het voorbeeld van begin jaren negentig, toen Nederland ,,extreem succesvol” was bij het terugdringen van de kosten van uitkeringen – omdat alle partijen ‘werk boven inkomen’ omarmden. ,,De uitgaven daalden spectaculair: van 22 procent toen naar 11 procent [van het bbp].” En nu moet Den Haag af van het idee dat onderwijs alleen een D66-hobby is. Of dat verbetering van het verdienvermogen ,,rechts zou zijn”.
    Allereerst is het zaak modieuze inzichtjes te ontmaskeren. Het idee dat vooral ‘Brainport Eindhoven’ wereldtop zou zijn, is helaas flauwekul. Echt bovenaan staan we internationaal inzake ‘agrofood’ – waar de politiek zelden over spreekt. ,,Het succes van de agrosector trekt enorme belangstelling – vooral buiten Nederland.”
    Beter verdienvermogen vergt ook dat Den Haag ophoudt ,,een verzorgingsstaat voor bedrijven” te vormen. Het ‘topsectorenbeleid’ van Economische Zaken – steun aan innoverende bedrijfstakken – is ,,een veel te beperkt concept”. Zoals ook het belang van bedrijfsinvesteringen in onderzoek en ontwikkeling overschat wordt. ,,De meeste innovatie komt er niet uit voort.”
    De toekomst, leren internationale studies, is aan ondernemers en werknemers die reeds ontwikkelde nieuwe kennis snel te gelde kunnen maken. Dit vergt uiterst flexibele bedrijven, werknemers en universiteiten, die telkens weer bij nul durven beginnen.
    Samen met zijn afkeer van het poldermodel, volgens hem onvoldoende in staat de echte problemen van het land te agenderen, is Van Lieshouts analyse ook machtspolitiek interessant: hij keert zich tegen de agenda van VNO-NCW, invloedrijkste lobby van Den Haag.
    ,,Ik weet het”, zei hij. Maar volgens hem zal de Fortuyn-revolte, die de politiek deed ontwaken, uiteindelijk ook de polder opblazen. Dus moet er ,,een nieuw model” komen, waarin naast bestaande economische belangen vooral de vernieuwers een stem krijgen.
    Groot gevaar voor (bestuurlijk) Nederland is de aanstaande ‘polarisatie van de arbeidsmarkt’. Het feit dat vooral middenklassenbanen naar lagelonenlanden verdwijnen, en het land straks bestaat uit alleen laag- en hoogopgeleiden: een samenleving die uit elkaar valt.
    In Vlaanderen, zei Van Lieshout, is er een ,,nationaal programma” voor ontwikkeld, waarbij jongeren pas op hun veertiende een opleiding kiezen, en vooral: waarbij variatie is toegestaan, zodat leerlingen kennis- en vaardigheidsvakken gelijktijdig op verschillend niveau kunnen volgen. Het betekent dat technische beroepen niet automatisch meer het etiket laaggeschoold krijgen. ,,Voorbeeld voor Nederland”, zei Van Lieshout.
    Er zou meer moeten veranderen, zei hij – van belang is alleen dat adviezen niet álles overhoop halen. ,,Bewindslieden”, zei hij, ,,kunnen een paar projecten per jaar aan.” En rapporten als deze, zie de les van Els Borst, mikken op de langere termijn. ,,Pas in het volgende kabinet blijkt wat er echt uitkomt.”
    Zelf is hij dan weg bij de WRR. Dit was zijn laatste klus, al weet hij niet wat hierna komt. Opnieuw topambtenaar? ,,Zou ik niets tegen hebben”, zei hij. En hij keek me er, gezien zijn van staat van dienst, nogal bescheiden bij aan.
    ‘Ambtelijke invloed wordt onderschat’, zei hij. In de binnenwereld zien ambtenaren ‘bewindslieden als hun prijsvechters’

    Ad c. Ambtenaren vormen een eigen macht: Vierde Macht

    U heeft een verantwoordelijkheid naar mensen die in Nederland wonen, ik zou zeggen neem die verantwoordelijkheid, ook als ambtenaar. In die zin wijs ik u op
    De afscheidsrede van Jit Peters ‘van wie zijn zij’ en in zijn opinie stuk in het NRC Handelsblad ‘macht van ambtenaren moet beter gecontroleerd worden’. Hij wijst op de ongebreidelde macht van de ambtenaren. Mijn ervaring is dat artikel 11 van de WOB wordt gebruikt om die ambtenaar te beschermen. Eigenlijk erg omdat een ambtenaar niet alleen in dienst staat van de minister, maar ook van bewoners van Nederland. Rekenschap, transparantie en de bereidheid de eigen beslissingen openlijk te laten zien en te verdedigen zijn voor het democratische proces en de rechtstaat van groot belang. Als dat niet gebeurt, ontstaat er een vierde macht die niet accountable is en dat is geen wenselijke ontwikkeling.
    http://www.burojansen.nl/artikelen_item.php?id=453 voor de rede van Peters

    hier een artikel van Peters in het NRC Handelsblad

    NRC Handelsblad

    2 april 2011 zaterdag

    Ministers hebben weinig invloed op wetgeving. nu het aantal ministers is ingekrompen Ambtenaren maken de dienst uit en worden zelfs machtiger, Onze bestuurders mogen wij al niet kiezen. Een overheid die ons ook nog openbaarheid ontzegt, geeft blijk van minachting voor haar burgers

    Hoogleraar staats- en bestuursrecht aan de Universiteit van Amsterdam. Oud-directeur op de ministeries van VROM en Binnenlandse Zaken en Koninkrijksaangelegenheden.
    Een van de weinig opzienbarende onthullingen van WikiLeaks over Nederland ging over de lobby van ambtenaren bij de Amerikaanse regering. Topambtenaar Pieter de Gooijer van het ministerie van Buitenlandse Zaken zou de Amerikaanse ambassadeur bij de NAVO hebben gesuggereerd om druk uit te oefenen op minister Bos (Financiën, PvdA), opdat hij akkoord zou gaan met een langer verblijf van onze troepen in Afghanistan.
    Dit verontwaardigde een aantal Tweede Kamerleden. Voor hen was de cruciale vraag: deed hij dit op eigen houtje of op instructie van minister Verhagen (CDA), die destijds minister was van Buitenlandse Zaken?
    Je zou denken: dan haalt de Tweede Kamer Verhagen, die nu minister met een andere portefeuille is, naar de Kamer en hoort ze ook de ambtenaar. Dat kan niet. Wij kennen de ministeriële verantwoordelijkheid. Die wordt door de meeste staatsrechtdeskundigen zo uitgelegd dat ze een behoorlijke barrière vormt ten opzichte van echte controle. Verhagen verwijst naar zijn opvolger Rosenthal (VVD), die uitleg mag geven. Ambtenaren worden bij ons niet gehoord door de Tweede Kamer. De Tweede Kamer moet dus worden geïnformeerd door eenminister die alles uit de tweede hand weet.
    Rosenthal stelde dat hij pal achter zijn ambtenaar stond. Minister Hillen (Defensie, CDA) deed hetzelfde met zijn secretaris-generaal Ton Annink, toen bleek dat deze de minister niet had geïnformeerd over bepaalde wantoestanden bij Defensie. De ministeriële verantwoordelijkheid werkt als een scherm, waarachter de ambtenaar zich kan verschuilen.
    Indertijd werd gevraagd aan minister De Vries (Binnenlandse Zaken, PvdA) of het niet een goed idee zou zijn als de Tweede Kamer de gelegenheid kreeg om ambtenaren die de talloze overleggen in Brussel bezoeken, te horen over die onderhandelingen. De minister verzette zich fel, met een beroep op de ministeriële verantwoordelijkheid. Al deze ambtenaren, zei hij, bezochten Brussel op instructie van de minister en brachten verslag uit aan hem. Als Kamerleden iets te vragen hadden, moesten ze bij hem zijn. Dit lesje zwijgrecht legde de Kamer het zwijgen op.
    In werkelijkheid gaan de meeste ambtenaren zonder instructie naar Brussel. Na afloop van de besprekingen in Brussel brengen ze zelden verslag uit aan de minister. Deze ambtenaren worden daarom ‘de verborgen macht’ genoemd.
    Toen ik zelf als directeur internationaal milieubeleid naar onderhandelingen in Brussel wilde, kostte me dat enige overredingskracht. Die – technische – onderhandelingen waren immers bedoeld voor experts, niet voor managers als ik. Ambtenaren hebben vaak de neiging om iets technisch te noemen. Dat vergroot hun eigen vrijheid. Daarom staat Brussel gelijk aan technocratisch, ondanks de politieke invloed die ervan uitgaat. Via een truc wisten we bij VROM te bewerkstelligen dat instructies werden opgesteld en verslagen gemaakt. Declaraties werden alleen nog uitbetaald als een verslag van de bijeenkomst was opgesteld. Tickets waren alleen verkrijgbaar met inbegrip van een instructie. Dat was het enige wat hielp.
    Bij Binnenlandse Zaken trof ik een ambtenaar die al meer dan tien jaar naar een bepaald comité in Brussel ging, zonder instructie of verslag. Op de vraag namens wie hij sprak, antwoordde deze ambtenaar: ,,Namens de minister.” In al die jaren had hij nog nooit een minister gesproken.
    Journalist Joris Luyendijk concludeerde na een onderzoek van een maand aan het Binnenhof dat lobbyisten veel meer tijd spenderen aan ambtenaren dan aan de politici. Dat zegt iets over de macht van ambtenaren. Wetgeving is vaak een kwestie van onderhandelen met andere departementen en belangengroepen. De invloed van ministers op dit proces is doorgaans gering. Pas wanneer de stukken naar de ministerraad moeten, of naar de Tweede Kamer, krijgen ministers interesse.
    Sommige ministers willen wel worden geïnformeerd over mogelijke varianten in wetgeving. Dit lukt niet altijd. Een nota aan een minister, met vier verschillende alternatieven, kwam na twee maanden retour, met als enige opmerking: akkoord. Ja, waarmee? Slechts één van de zes ministers die ik mocht dienen, las een wetsvoorstel en de toelichting. De overigen deden het met hapklare brokken, waarmee zij het debat met de Kamers wel doorkwamen.
    Ook het verminderen van het aantal ministers vergroot de invloed van ambtenaren. Onderhandelingen tussen sectorbelangen worden door ministers gedaan als het tussen de ambtenaren vastloopt. Als die sectorbelangen binnen één departement worden ondergebracht, zal de minister verwachten dat de ambtenaren zelf hun geschillen oplossen.
    Bij het begin van het kabinet-Paars I kregen wij, als VROM-ambtenaren, de opdracht van minister De Boer (PvdA) om te stoppen met onze stammenstrijd met Economische Zaken. Zij had afgesproken met minister Wijers (D66) dat het nu maar eens afgelopen moest zijn. Na een paar maanden kwam minister de Boer onder vuur te liggen, vanwege de zouteloze compromissen die werden gesloten. Het verbod op ruziemaken werd onmiddellijk ingetrokken.
    Ambtenaren hebben een enorme informatievoorsprong op ministers. Die kloof is niet te dichten. Anderzijds klagen ministers over het feit dat ze te veel informatie krijgen. Elk weekend krijgen ze koffers vol met informatie mee naar huis.
    Toen een minister eens klaagde dat veel informatie niet op elkaar was afgestemd, zag de ambtelijke leiding daarin geen reden de minister daarvoor te behoeden. Daarop vond deminister zelf iemand die de belangrijkste stukken op elkaar afstemde en haar daarover informeerde. Toen was de boot aan met het hele ambtelijke apparaat. Die ambtenaar kreeg te veel macht. Na het vertrek van de minister werd met deze ambtenaar snel afgerekend. De loyaliteit van ambtenaren jegens het apparaat en hun eigen positie daarin gaat soms verder dan de loyaliteit aan de minister.
    Ambtenaren horen volgens de theorie van Max Weber neutraal te zijn, professioneel en onderworpen aan de politici. Achter het schild van Weber heeft de macht van ambtenaren zich kunnen uitbreiden.
    In dat Weberiaanse denken is een barst gekomen door de Tweede Wereldoorlog en de perverse loyaliteit aan Hitler. In de Grondwet van de Duitse Bondsrepubliek werd als neutraliteit daarom vastgelegd als beginsel. De Duitse ambtenaar dient nu loyaal te zijn aan de democratische rechtsstaat en dient de burger neutraal te dienen.
    Moeten onze ambtenaren niet ook worden opgevoed in een strijdbare houding voor de democratische rechtsstaat? Het opkomen voor onze democratische rechtsstaat dient hun eerste plicht te zijn. Ook bestaat een loyaliteitsplicht naar de burgers en de samenleving. De ambtenaren zijn van de burgers. Pieter de Gooijer mag zich door minister Verhagen niet laten gebruiken als boodschappenjongen. Hij is geen verlengstuk van de minister. Ambtenaren hoeven ook geen verkiezingsspeeches voor de minister te schrijven, maar een weigering komt hun carrière niet altijd ten goede. De loyaliteit van ambtenaren aan hun minister in Nederland wordt door bestuurskundige onderzoekers gekenmerkt als ,,hondsloyaal”.
    Mijn ervaring bij VROM was anders. Bij veel ambtenaren was de loyaliteit voor het milieu het grootst. Nieuwe ministers werden door ambtenaren naast de milieulat gelegd.
    Ambtenaren horen geen eigen politieke agenda te hebben, los van hun minister of het kabinet. Zij dienen onderworpen te blijven aan de politiek. In de praktijk hebben ambtenaren toch meerdere loyaliteiten. Hun positie wordt hierdoor niet gemakkelijker, maar ook de samenleving die zij dienen ziet er niet gemakkelijk uit.
    Openbaarheid is mijns inziens de belangrijkste check op ambtelijke macht. Openbaarheid hoort bij democratie. Democratie is meer dan het tellen van stemmen. Als controle-instrument is openbaarheid belangrijker dan het kiesrecht. Het versterkt de verantwoording aan het publiek. Media en burgers kunnen worden ingezet als controleurs van ambtelijke macht.
    De overheid weet veel van zijn burgers. Het wordt tijd dat de burgers ook meer te weten komen over hun overheid en dat ze minder afhankelijk worden van klokkenluiders. Behalve de traditionele, representatieve democratie bestaat behoefte aan een waakhondendemocratie. Ministers en ambtenaren houden niet van openbaarheid. Zij zijn gewend aan de beslotenheid van achterkamertjes.
    Op het ministerie van Binnenlandse Zaken was een van mijn eerste klussen het uitzoeken of ministers in dienstauto’s reden boven de normprijs. Daarover was een verzoek gekomen, met het beroep op de Wet openbaarheid van bestuur (WOB) . Dit was politiek gevoelige stof. De ambtelijke inventarisatie bevredigde de ministers niet, vooral niet die ministers die in een te dure auto reden. De premier bleek de zuinigste minister. Hij had een nieuwe auto meteen afbesteld nadat het WOB-verzoek was ingediend. Uiteindelijk bleek een staatssecretaris in de duurste auto te rijden, ver boven de norm. Hij liet onmiddellijk alle extra accessoires uit zijn auto slopen, opdat hij – met gaten in het dashboard – onder de norm zou komen. De mogelijkheid dat iets in de openbaarheid komt, leidt tot bokkensprongen.
    Met de WOB was Nederland in de jaren tachtig een van de voorlopers in openbaarheid. Die positie zijn we kwijt. Den Haag is zich meer zorgen gaan maken over misbruik van het beroep op openbaarheid. De termijnen voor beslissingen over WOB-verzoeken zijn verlengd. Gemeenten proberen verzoeken tot openbaarheid tegen te gaan, door hoge leges. In tegenstelling tot burgers in vele andere landen hebben Nederlandse burgers geen grondwettelijk recht op openbaarheid.
    Nederland heeft het Verdrag van Tromsø, tot stand gekomen in het kader van de Raad van Europa, nog niet ondertekend. Openbaarheid zou daarmee worden uitgebreid. Nu worden verzoeken om openbaarheid vaak afgewezen op de grond dat het gaat om informatie ten behoeve van intern beraad of dat het persoonlijke beleidsopvattingen betreft.
    Zijn het niet juist de beleidsopvattingen van ambtenaren die interessant zijn om te kennen? Afwijkende opvattingen van ambtenaren doen ertoe. Ze mogen niet het exclusieve bezit blijven van de toevallige politieke ambtsdrager.
    De aanbeveling van de commissie-Davids, om op het ministerie van Buitenlandse Zaken een volkerenrechtelijke adviseur te benoemen met directe toegang tot de minister, betekent toch niet dat de Kamer of wij als burgers verstoken blijven van zijn adviezen? Het argument dat ambtenaren dan bang zouden worden om de minister te adviseren, doet wat vreemd aan. Democratie is niet voor bange mensen en zeker niet voor bange ambtenaren.
    Een belangrijke voorwaarde voor openbaarheid is de toegankelijkheid van de informatie. In het internettijdperk mag worden verwacht dat de overheid documenten goed registreert en toegankelijk maakt in een databank. Aan de Europese Unie hebben wij die eis wel gesteld. Waarom dan niet aan onszelf? Behalve goede toegankelijkheid van documenten kan een Informatiecommissaris met belangrijke bevoegdheden goede diensten verrichten voor overheden. Diverse andere landen kennen zo’n instituut.
    Openheid van bestuur is een noodzaak voor een levende democratie. Het is een effectieve check van het bestuur en dus van de macht van ambtenaren. Dat mag wel iets kosten. Een bestuur dat openheid vreest, mag zich niet democratisch noemen.
    Wij mogen al niet onze bestuurders kiezen. Een overheid die ons ook nog openheid ontzegt, geeft blijk van minachting voor haar burgers.
    Dit is de bekorte tekst van het afscheidscollege van Jit Peters, gisteren, aan de Universiteit van Amsterdam.
    Ambtenaren horen geen politieke agenda te hebben, los van hun minister of het kabinet
    Uiteindelijk zou de staatssecretaris met gaten in het dashboard onder de norm komen

    Ad d. Ambtelijke politiek

    Twee artikelen over de invloed van ambtenaren en daarnaast hun politieke kleur. Ik zie mij als burger die op geen van die partijen stemt die vertegenwoordigd is in de ambtelijke top gesteund, klinkt als bananenrepubliek pur sang. Eerste artikel over ambtelijke top en politieke partijen en tweede artikel over de VVD die meer invloed wil.

    En het kan erger in het artikel:
    Neem bijvoorbeeld deze directeur-generaal. Hij werd geïnterviewd door Roel Nieuwenkamp – bijzonder hoogleraar aan de Universiteit van Amsterdam – voor een onderzoek over de verhouding tussen politiek en ambtenarij. De directeur-generaal zegt: ,,In het geval de PVV en SP buitenstaanders zouden benoemen [in de ambtelijke dienst], kunnen die waarschijnlijk niet overleven in dit apparaat. Je kunt ze volledig kaltstellen.”

    Nu kunt u zeggen ik zie niets in de PVV en de SP, maar als burgers in Nederland hun stem uitbrengen dan lijkt het me ongepast als ambtenaren deze partijen kaltstellen.

    Mij gaat het om anonieme documenten. Ik zou zeggen wees een man, meerderheid is een man volgens mij en sta anoniem voor je standpunten helemaal als je die ook deelt met wetenschappers.

    NRC Handelsblad

    23 januari 2014 donderdag

    Schaduwpolitici en bontkragen rond het Binnenhof

    Amsterdam. Op het eerste gezicht kan enig zelfbewustzijn het ambtenarenkorps niet worden ontzegd. Topambtenaren in de departementen lijken zich bewust van hun invloed. Neem bijvoorbeeld deze directeur-generaal. Hij werd geïnterviewd door Roel Nieuwenkamp – bijzonder hoogleraar aan de Universiteit van Amsterdam – voor een onderzoek over de verhouding tussen politiek en ambtenarij. De directeur-generaal zegt: ,,In het geval de PVV en SP buitenstaanders zouden benoemen [in de ambtelijke dienst], kunnen die waarschijnlijk niet overleven in dit apparaat. Je kunt ze volledig kaltstellen.”
    Of luister naar een andere DG in hetzelfde onderzoek, die zijn verhouding met de ,,hofhouding” van een minister beschrijft (politiek assistenten, woordvoerders, media-adviseurs): ,,Ik verwen ze op een ongelofelijke manier, maar ik vraag er wel iets voor terug. Als het nodig is, wil ik een één-op-één relatie met de politiek principaal [de bewindspersoon in kwestie].” En als de topambtenaar zijn zin niet krijgt? ,,Dan zet ik de hele hofhouding droog.”
    Spreekt hier de ‘vierde macht’ die, ongeacht de coalitie, haar eigen, goddelijke gang gaat? ,,Nee hoor, dat valt wel mee”, zegt Roel Nieuwenkamp via de telefoon vanuit Parijs, waar hij voor de OESO werkt. Vandaag verscheen zijn boek Schaduwpolitici, bontkragen en blokkendozen. Een onderzoek naar politiek-ambtelijke verhoudingen. Hij interviewde er 33 topambtenaren voor.
    ,,Dat citaat over ‘kaltstellen’ lees ik anders”, zegt hij. ,,Het drukt een kernwaarde van de ambtelijke cultuur uit. Buitenstaanders die niet weten hoe het spel gespeeld wordt in de ambtelijke dienst, zullen grote moeite hebben om te overleven. Wie van de PVV of SP in het ambtelijk apparaat zou komen om daar de partijbelangen te dienen, zal niet ver komen. Traditie is juist dat wie benoemd is als topambtenaar, meteen zijn politieke kleur verliest om loyaal elke bewindspersoon te dienen. Dat geldt ook voor recente benoemingen met een VVD-tintje.”
    Dan de relatie van de ambtenaar met de entourage van de minister. Het citaat over ‘de hofhouding droog zetten’ reflecteert niet zozeer zelfverzekerdheid, zegt Nieuwenkamp, als wel het zoeken van een houding tegenover een betrekkelijk recent fenomeen. In de laatste decennia is er een ring van medewerkers rond bewindslieden ontstaan: politiek assistenten, woordvoerders, adviseurs, spindoctors. In de Haagse binnenwereld worden ze de ,,bontkraag” van de minister of staatssecretaris genoemd. Anderen spreken van de hofhouding.
    Afgunst en afkeer
    Lange tijd bezagen ambtenaren die bontkraag met een mengeling van afgunst en afkeer. Anders dan zijzelf konden woordvoerders en spindoctors zomaar bij een minister binnenlopen. Meer dan de ambtelijk dossierhouder formuleerde de hofhouding de presentatie van het beleid.
    Inmiddels hebben veel ambtenaren een deel van hun reserves verloren, zegt Nieuwenkamp. ,,Een van de verrassingen in mijn onderzoek was dat veel geïnterviewden zich bij het bestaan van die bontkraag hebben neergelegd. Sterker, ze zijn er de noodzaak van gaan inzien in tijden van mediadruk. Bovendien geeft de bontkraag de klassieke ambtenaar de kans zich meer op de eigen taken en rol te focussen.”
    Van harte gaat het niet. Een secretaris-generaal zegt in het boek van Nieuwenkamp: ,,Als een minister op elk Twitterbericht wil reageren, dan is hij wel erg afhankelijk van de voorlichter en de politiek assistent. Naarmate een minister zich meer laat leiden door dagelijkse dingen en meer kijkt naar Teletekst en Twitter, heeft hij een bontkraag harder nodig.” Een directeur-generaal: ,,Vroeger beperkte men zich tot een politiek assistent, maar er komt steeds meer een soort hofhouding omheen. Het politiek primaat verovert een stukje van het ambtelijk apparaat.”
    De laatste jaren was de verwachting van sommige deskundigen dat de ambtenarij in één opzicht terrein zou kunnen terugveroveren op de politiek. VVD en CDA besloten in 2010 tot reductie van het aantal bewindslieden. Het aantal ministers en staatssecretarissen van het eerste kabinet Rutte werd verlaagd van 26 (in het kabinet-Balkenende IV) naar 20 (12 ministers, 8 staatssecretarissen) in Rutte I. Daarmee wilde het nieuwe kabinet het goede voorbeeld geven bij de gewenste verkleining van de overheid. Nieuwenkamp: ,,De verwachting was echter ook dat dit tot vergroting van ambtelijke invloed op belangrijke dossiers zou kunnen leiden.”
    Verlies aan kracht
    Drie jaar later valt de balans anders uit, ontdekte Nieuwenkamp. Doordat bewindslieden meer op hoofdlijnen moeten sturen, kunnen ze hun greep op de materie juist versterken, constateren topambtenaren in het boek van Nieuwenkamp. ,,Als je te veel tijd hebt, ga je sturen op details en verlies je kracht”, zegt één van hen. Minder bewindslieden levert ook minder tijdslurpende grensgevechten op met collega’s over de vraag wie nu precies waarover gaat. Dat alles helpt de greep van politici op de materie vergroten, aldus veel van de 33 ondervraagden
    Veel geïnterviewden maken zich zorgen om een minder positieve kant van de reductie van het aantal bewindslieden. Topambtenaren registreren hogere werkdruk voor de politici, minder presentie bij werkbezoeken en minder tijd voor EU-collega’s in Brussel. Een topambtenaar schetst: ,,Er zijn veel te weinig bewindslieden. Het is niet te doen. Ze raken bijna overspannen. Hun workload is immens.” Een ander zegt: ,,Bezoeken aan Brussel schieten er vaak bij in. (…) Als je effectief wilt zijn, ook op politiek niveau, dan moet je het voorkoken. Dan moet je investeren in relaties met anderen. Daar moet je de tijd voor nemen. Maar naar hun EU-collega’s kijken de bewindslieden niet om.”
    Deze observaties werden vooral over het eerste kabinet-Rutte gedaan. Het tweede kabinet besloot in 2012 tot aanpassingen (één minister meer, één staatssecretaris minder). Nieuwenkamp vraagt zich af dit afdoende is. ,,Vergeleken met het buitenland hebben we erg weinig bewindslieden. Het zou daarom niet onverstandig zijn het aantal staatssecretarissen in een volgend kabinet uit te breiden.”
    Een buitenstaander die niet weet hoe het spel gespeeld wordt in de ambtelijke dienst, zal grote moeite hebben om te overleven
    Hoogleraar Roel Nieuwenkamp
    Politiek Welke partij?
    Bij welke politieke partij ‘horen’ topambtenaren op de ministeries?
    Waar ze openlijk actief waren, is dit vermeld. In andere gevallen gaat het, volgens bronnen, om een passief lidmaatschap of partijsympathie. Deze inventarisatie staat los van de publicatie van Roel Nieuwenkamp.
    Kajsa Ollongren
    Secretaris-generaal Algemene Zaken: D66 (oud-kandidaat Tweede Kamer).
    Richard van Zwol Secretaris-generaal Binnenlandse Zaken: CDA (oud-lid partijcommissie).
    Renée Jones-Bos
    Secretaris-generaal Buitenlandse Zaken: VVD.
    Manon Leijten
    Secretaris-generaal Financiën: CDA.
    Maarten Camps
    Secretaris-generaal Economische Zaken: partijvoorkeur onbekend.
    Leon van Halder
    Secretaris-generaal VWS: CDA.
    Hans van der Vlist
    Secretaris-generaal OCW: PvdA.
    Pieter Cloo
    Secretaris-generaal Veiligheid en Justitie: VVD.
    Ton Annink
    Secretaris-generaal Sociale Zaken en Werkgelegenheid: PvdA.
    Siebe Riedstra
    Secretaris-generaal Infrastructuur en Milieu: PvdA. Staat op (een onverkiesbare plaats van) de lijst van Progressief Oegstgeest bij de raadsverkiezingen.
    Erik Akerboom
    Secretaris-generaal Defensie: VVD
    Hans Vijlbrief
    Thesaurier-generaal Financiën: D66.
    Hans Schutte Directeur-generaal hoger onderwijs, OCW: VVD.
    Kim Putters
    Directeur Sociaal en Cultureel Planbureau: PvdA (oud-senator).
    Maarten Hajer
    Directeur Planbureau voor de Leefomgeving: PvdA (lid van de beginselprogramcommissie).
    Jenny Thunnissen Inspecteur-generaal leefomgeving en transport, Infrastructuur en Milieu: PvdA (actief in lokale afdelingen).

    NRC Handelsblad

    23 januari 2014 donderdag

    VVD vergroot invloed op ambtelijke dienst

    Amsterdam.De VVD schuift, tegen eerdere eigen principes in, partijleden en sympathisanten naar hoge, ambtelijke posities bij het Rijk. Na drie jaar regeringsverantwoordelijkheid is de liberale traditie, waarin de politieke kleur van een hoge ambtenaar er niet toe doet, aan het vervagen. Eigen mensen krijgen de voorkeur.
    Dit blijkt uit een onderzoek over politiek-ambtelijke verhoudingen van Roel Nieuwenkamp, bijzonder hoogleraar aan de Universiteit van Amsterdam, dat vandaag is gepubliceerd.
    Nieuwenkamp, die geldt als kenner van het onderwerp, spreekt over een ,,trendbreuk” bij de VVD. Liberale bewindslieden uit het verleden, zoals Hans Wiegel, Gerrit Zalm of Annemarie Jorritsma, wilden niet eens weten welke politieke kleur een ambtenaar had. Dat is nu anders. ,,VVD-bewindspersonen willen nu ambtenaren benoemen die men vertrouwt, dus ook partijgenoten. Ook wil men een achterstand inlopen ten opzichte van CDA en PvdA, die eveneens aan partijpolitieke benoemingen deden.”
    Nieuwenkamp interviewde 33 hoge ambtenaren (12 secretarissen-generaal of plaatsvervangend secretarissen-generaal en 21 directeuren-generaal) op basis van anonimiteit.
    Een directeur-generaal (DG) stelt in het boek: ,,Politieke benoemingen waren een tijdje uit beeld, maar nu is er wel weer een eruptie.” Een secretaris-generaal zei: ,,De VVD heeft daar nu een hele structuur en een afsprakenkader voor gemaakt.”
    Een andere ambtenaar vertelt over een VVD-kandidaat: ,,Het was best een aardige kandidaat, maar hij zou niet in ons team passen en had ook een heel andere stijl van leiding geven. Hij werd het niet. Toen werd ik door de bewindspersoon op het matje geroepen dat ik toch maar die meneer moest nemen.”
    Nieuwenkamp (zelf eerder lid van het CDA en D66, maar nu partijloos) ontkent dat onder partijpolitieke invloed topambtenaren zijn benoemd die onder de maat waren. ,,Hooguit kun je zeggen dat bij politieke benoemingen incidenteel niet altijd de beste is aangesteld”, zegt Nieuwenkamp Hij vindt het positief dat nu ook de VVD pogingen doet om goede mensen voor de Rijksdienst te leveren. ,,Dat vergroot de keuze.”
    Sinds 2010 het eerste kabinet-Rutte aantrad, zijn ten minste vijf hoge ambtenaren aangesteld die lid zijn van de VVD of daarmee sympathiseren, blijkt uit een inventarisatie van deze krant. Het gaat om de secretarissen-generaal Pieter Cloo (Veiligheid en Justitie), Renée Jones-Bos (Buitenlandse Zaken) en Erik Akerboom (Defensie). Ook de directeuren-generaal Karel van Oosterom (Buitenlandse Zaken) en Hans Schutte (OCW) horen in dit rijtje. Van Oosterom is nu VN- ambassadeur.
    Partijpolitiek bij ABD Mislukte poging
    Prominente VVD’ers zoals minister Stef Blok en VVD-fractievoorzitter Halbe Zijlstra hebben pogingen gedaan om een partijgenoot benoemd te krijgen als chef van de Algemene Bestuursdienst (ABD). Dat zeggen Haagse bronnen.
    De ABD, die topambtenaren over departementen laat rouleren, is in de jaren ’90 juist opgericht om een dam op te werpen tegen politieke invloeden. De post is al sinds juni vorig jaar vacant na vertrek van toenmalig directeur-generaal Manon Leijten. De VVD-kandidate die volgens Blok – verantwoordelijk voor de Rijksdienst – de nieuwe ABD-chef moest worden, werd gewogen en te licht bevonden.

    Ik wil nogmaals op de wet wijzen. Artikel 2 van de WOB luidt:
    1. Een bestuursorgaan verstrekt bij de uitvoering van zijn taak, onverminderd het elders bij wet bepaalde, informatie overeenkomstig deze wet en gaat daarbij uit van het algemeen belang van openbaarheid van informatie.
    2. Het bestuursorgaan draagt er zo veel mogelijk zorg voor dat de informatie die het overeenkomstig deze wet verstrekt, actueel, nauwkeurig en vergelijkbaar is.
    In de wet wordt zelfs de Grondwet aangehaald:
    Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het, mede gelet op artikel 110 van de Grondwet, met het oog op een goede en democratische bestuursvoering wenselijk is gebleken de regelen met betrekking tot de openheid en openbaarheid van bestuur aan te passen en deze zoveel mogelijk in de wet op te nemen.

    Ik wil u nog wijzen op een tweetal uitspraken van het Europese Hof voor de Rechten van de Mens. Ik breng de gedachte van het Hof in. In de zaken Kenedi versus Hongarije, EHRM 26 mei 2009, nr. 31475/05 en Társarág versus Hongarije, EHRM 14 april 2009, nr. 37374/05, legt het Hof duidelijk de nadruk op openbaarheid in tegenstelling tot geheimhouding. Eigenlijk een volstrekt logische situatie in een rechtsorde, waar de burger altijd de mindere partij is ten opzichte van de staat. De geest van de WOB sluit daar bij aan. In artikel 2 van de WOB kunt u het volgende lezen: ‘Een bestuursorgaan verstrekt bij de uitvoering van zijn taak, onverminderd het elders bij wet bepaalde, informatie overeenkomstig deze wet en gaat daarbij uit van het algemeen belang van openbaarheid van informatie. Het bestuursorgaan draagt er zo veel mogelijk zorg voor dat de informatie die het overeenkomstig deze wet verstrekt, actueel, nauwkeurig en vergelijkbaar is.’

    U kunt de stukken ook per email in pdf of doc aan mij doen toekomen.

    Gaarne ontvang ik een bewijs van ontvangst.

    Een vriendelijke groet

    Postbus 10591
    1001 EN Amsterdam
    www.burojansen.nl
    e-mail info@burojansen.nl
    tel 0206123202
    mob 0634339533
    nieuwsblog.burojansen.nl
    www.identificatieplicht.nl
    www.preventieffouilleren.nl
    www.openheid.nl
    www.openbaarheid.nl
    www.justitievrijheidenveiligheid.nl
    www.hetnationaalveiligheidsarchief.nl